Jordy Pama – Vorige keer schreef ik in het ASW Journal over het voeren van een constructief gesprek over racisme, geïnspireerd op vele honderden commentaren die ik op Facebook, Twitter en nieuwssites heb gelezen rondom de Zwarte Pietkwestie. Sinds kort is er een nieuwe Facebookpagina toegevoegd aan het oeuvre “pro- en anti-Piet pagina’s.” Hoewel, deze pagina is niet anti-Piet, vooral anti zwarte Piet. Ze noemen zich “Pietmakeover.” Op deze pagina plaatsen bekende, minder bekende en onbekende Nederlanders een filmpje waarin ze uitleggen waarom Piet volgens hen aan een make-over toe is. De pagina is een goede poging om op een positieve manier op te roepen tot verandering. Helaas lijkt deze aanpak een nog grimmigere tegenreactie te ontlokken. Waar veel commentaren zich voorheen nog richtten op burgerschap—in de trant van, “ga dan maar terug naar je eigen land”—bevatten de nieuwe commentaren niets anders dan puur, onverhuld en schaamteloos racisme: “Pleur lekker op met je kut sharia en homofiele geiten neukende pleuris imam,” en “Zwarte Piet, wiedewiedewiet, deze heeft ebola dus die zie je niet.” Het moge duidelijk zijn, voor deze mensen is “een constructief gesprek” niet langer aan de orde.
Aan de schandpaal
Facebook is een open medium, waar mensen elkaar zonder al te veel moeite kunnen begluren. Zeker wanneer iemand zijn privacy-instellingen niet strikt beheert, ligt veel informatie al snel open en bloot. Zo ook met de mensen die deze extreme reacties plaatsen (hierna: racisten). Zonder al te veel moeite kun je het één en ander uitvinden over mensen. Geschrokken door de intensiteit van één van de berichten ging ook ik op onderzoek uit. Met een muisklik bevond ik me op de persoonlijke pagina van deze persoon en kwam ik tot de ontdekking dat deze persoon, die op Facebook openlijk vroeg om het uit de weg ruimen van een volledige bevolkingsgroep, docent is. Niet bij een basisschool, niet bij een universiteit, maar bij de politie van Rotterdam. Ik stond perplex.
De politie, een instituut dat onze veiligheid probeert te garanderen (waarvoor dank) heeft een racist als docent. De implicaties voor gelijkwaardige behandeling en objectiviteit lijken mij evident. Deze persoon hoort, net als vrouwe justitia, blind te zijn voor het uiterlijk van mensen. Deze meneer is dat zeker niet, en met hem zijn er nog vele anderen die zonder schaamte de meest vreselijke dingen zeggen over anderen. Deze mensen werken als journalist, of bij de Ziggo Dome, of bij de KPN. In het dagelijks leven zijn het nette burgers. Maar op Facebook worden ze nu aan de schandpaal genageld. De zoveelste pagina omtrent racisme: “Racisten aan de schandpaal.”
De racistische blik
Het valt mij zwaar om respect op te brengen voor mensen die zwaar racistische uitspraken doen, of dit nou op internet of in de privésfeer is. Er bekruipt mij een onbehaaglijk gevoel als ik me bedenk dat deze mensen dagelijks met mensen werken. Zij behoren anderen gelijkwaardig te behandelen, zoals iedereen dat behoort te doen, maar is dit mogelijk als hun daadwerkelijke mening, welke ze onverhuld op Facebook deponeren, van geen enkele vorm van respect blijk geeft? Is het dan nog mogelijk dat ze hun racistische visie niet in de praktijk brengen op hun werk? Volgens mij kan dit niet.
Volgens mij is een racistische visie op de samenleving geen keuze. Het is geen programma dat naar believen aan- of uitgezet kan worden. Een racistische visie op de wereld is een cognitieve frame, een verzameling van ingeprente ideeën; gevormd door een continue stroom van eveneens subjectieve informatie zijn deze mensen gaan geloven dat donkere mensen “apen uit de woestijn” zijn, dat moslims “hier te gast zijn en op uitkering teren” en dat de beste oplossing “een bom er op” is. Een kind wordt niet geboren met een racistische kijk op de wereld. Een kind groeit op in een bepaalde omgeving en het is deze omgeving die bepaalt hoe het kind in zijn of haar levensloop naar andere mensen kijkt. En uiteindelijk is dit wat zij op hun beurt weer meegeven aan anderen, bewust of onbewust. Tijdens een borreltje met vrienden, aan hun kinderen, aan hun buren en aan hun collega’s.
Een structureel probleem
De racistische visie van een individu wordt dus gevormd door zijn omgeving. Niet alleen de andere individuen in zijn of haar omgeving hebben een vormende werking, maar ook de instituties die onderdeel uitmaken van de cultuur en de maatschappij waarin het individu opgroeit. Het rechtssysteem, de universiteit, het kerstfeest en het sinterklaasfeest zijn onderdelen van die cultuur en vanaf het begin aanwezig in het leven van een individu. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de cultuur onderdeel wordt van het individu. Een aanval op deze cultuur voelt daarom ook als een directe aanval op de identiteit van het individu.
Met dit in mijn achterhoofd kan ik me voorstellen dat het voor velen een hele schok is dat Zwarte Piet onder vuur is komen te liggen. Cognitieve dissonantie is een nare ervaring omdat het niet fijn is om geconfronteerd te worden met feiten en opvattingen die je beeld van de realiteit flink op zijn grondvesten laten schudden. Dat racisme bestaat is voor velen wel te bevatten, maar dat de samenleving en cultuur waarin we leven racistische onderdelen kan bevatten maakt het een stuk zwaarder. Om dit te realiseren moet men immers ook toegeven dat men er onderdeel van uit maakt. Dit besef is waar vele Nederlanders mee worstelen. Dit is echter geen legitieme reden om te vervallen in drogredeneringen en racistische uitlatingen.
… en nu verder
Na een periode van de bovengenoemde cognitieve dissonantie is het tijd om te reflecteren. Als individu maar ook als samenleving zullen we kritisch moeten kijken naar de onderdelen van onze individuele en maatschappelijke aannamen en gewoonten die misschien niet zo onschuldig en vanzelfsprekend zijn als ze altijd leken. Dan zullen we tot de ontdekking komen dat burgerschap voor velen nog steeds synoniem is aan blank, dat moslims veel te vaak als religieuze fanatici gezien worden en zullen we ontdekken dat donkere jongens en meisjes meer hindernissen vinden op weg naar de hogeschool, de universiteit of naar hun droombaan. De sociale segregatie gaat dieper dan we denken, en ik ben daar zelf een goed voorbeeld van. Mijn donkere vrienden zijn op één hand te tellen. Mijn Moslimvrienden eveneens. En dat komt niet omdat ik ze niet wil ontmoeten, dat komt omdat mijn omgeving voornamelijk blank en atheïstisch is. De universiteit is hét voorbeeld van segregatie. De diversiteit van studenten aan de Universiteit van Amsterdam weerspiegelt op geen enkele manier de diversiteit van Nederland.
De sociale segregatie zal niet van de ene op de andere dag verdwijnen, maar ik ben er van overtuigd dat iedereen een bijdrage kan leveren, en wel door “de ander” uit de anonimiteit te halen. Generalisatie van “de ander” is alleen mogelijk als er afstand bestaat tussen “de één” en “de ander,” en dus moet deze afstand verkleind worden. In de politiek, in de media en tussen individuen moet de kloof tussen “de één” en “de ander” verkleind worden. Ieder individu heeft een verhaal, en als we elkaars verhalen leren kennen, kunnen we elkaar een klein beetje beter begrijpen. Op die manier heb ik de hoop dat de Nederlandse samenleving een samenleving kan worden waarin ieder individu beoordeeld wordt op zijn of haar talenten en capaciteiten in plaats van op religie, huidskleur of afkomst. En dat begint bij het afbreken van de schandpaal en het verlaten van het digitale slagveld. De kroeg, het koffietentje of het theehuis lijkt me een prima begin.