Jordy Pama – In juni van dit jaar zette ik een punt achter mijn Bachelor-opleiding ASW. Geïnspireerd door de grote commotie die onlangs was ontstaan rondom de figuur Zwarte Piet schreef ik mijn afstudeerscriptie over de vormen van racisme en hun uitingsvormen in de Nederlandse samenleving die de Zwarte Pietkwestie had blootgelegd.
Ook na het afronden van mijn scriptie bleef ik geïnteresseerd in het Zwarte Pietendebat, door RTL-nieuws zelfs gedoopt tot “Zwarte Piet Gate.” Wat opvalt in de discussie rondom de figuur is de hoeveelheid drogredeneringen die gehanteerd wordt door zowel voor- als tegenstanders van Piet. Een kort overzicht is op zijn plaats. Per drogreden zal ik proberen uit te leggen waarom dit een drogredenering is.
- De binaire verdeling
“Ik ben geen racist!” is een veelgehoorde kreet. Zo ook: “Kinderen zijn geen racisten!” In de basis is dit waar: haast niemand zal claimen een racist te zijn als hier naar gevraagd wordt. De drogredenering welke schuilgaat achter deze kreten wordt de binaire verdeling genoemd. Mensen die deze redenering aanhouden nemen aan dat iemand of racist is, of niet. Echter, het is veel zinvoller racisme te beschouwen op een schaal van ‘niet racistisch’ tot ‘zeer racistisch’. Door bij jezelf te rade te gaan wanneer jij mogelijk racistisch handelt betrek je ook onbewust racistische handelingen in je reflectie, en kun je een beter beeld vormen van je eigen positie op de schaal. Je kunt jezelf betrappen op racistische neigingen en hier actief iets mee doen. Kortom: je bent geen racist, maar je hebt mogelijkerwijs wel racistische neigingen.
- De ahistorische redenering
De ahistorische redenering is een redenering waarbij iemand de invloed van historische gebeurtenissen bagatelliseert. Hierbij gaat het om historische gebeurtenissen als gedwongen segregatie, oorlog, kolonialisme en slavernij,. Zo zijn tot op de dag van vandaag bijvoorbeeld de herinneringen aan de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog zichtbaar aanwezig in onze samenleving. Denk hierbij aan gedenkstenen, monumenten, herdenkingen en objecten/tentoonstellingen in musea. Mogelijkerwijs zorgt de afwezigheid van historische relikwieën uit de periode van de slavernij voor een minder groot besef van de impact van deze periode op de Nederlandse samenleving, ook al doen bijvoorbeeld de schilderingen op de Gouden Koets en opmerkingen over onze zogenaamde VOC-mentaliteit sommigen hier op licht ongemakkelijke wijze aan herinneren.
- De onbeweeglijkheidsredenering
De onbeweeglijkheidsredenering gaat over de verschillende vormen van racisme. De eerste associatie met racisme is veelal een beeld van white power-logo’s, skinheads en slavenarbeid op plantages. Het is dan ook verleidelijk om te beargumenteren dat racisme niet meer voorkomt in de Nederlandse samenleving. Echter, racisme is geen statisch fenomeen. De directe in your face uiting van racisme heeft plaats gemaakt voor subtielere, onbewuste en soms institutionele vormen van racisme. Zelfs als een persoon volstrekt niet racistisch is, kan het zijn dat hij of zij functioneert in een systeem dat racistische trekjes heeft zonder deze racistische tendensen zo te zien.
- De zwart-wit verdeling
Deze drogreden kenmerkt zich door het geloof dat alle donkere personen in een racisme-debat per definitie een andere mening hebben dan blanke personen in hetzelfde debat. Dit lijkt een open deur maar in het Zwarte Pieten debat komt het maar al te vaak voor dat er wordt aangenomen dat een donkere persoon automatisch tegen Zwarte Piet is, en een blanke persoon altijd vóór Zwarte Piet zou zijn. In het verlengde van deze drogredenering ligt de volgende drogredenering.
- De huidskleur/burgerschap-redenering
De huidskleur/burgerschap-redenering is de eenvoudigst weerlegbare drogredenering. De redenering komt uitermate vaak voor in de discussie rondom Zwarte Piet. Mensen die vanuit deze aanname redeneren, doen vaak de volgende uitspraak: “Als deze cultuur je niet bevalt, dan rot je maar lekker op naar het land waar je vandaan komt”. Hierbij wordt vaak over het hoofd gezien dat huidskleur niets zegt over burgerschap. Een donker persoon kan evengoed Nederlander zijn als een blank persoon. Deze gedachtegang voelt als een open deur, maar wordt onbewust over het hoofd gezien. De aanname dat een donkere persoon geen Nederlander kan zijn en dus geen mening mag hebben over de Nederlandse cultuur is bovendien in zichzelf een racistische uitspraak: er wordt hiërarchisch onderscheid gemaakt tussen mensen op basis van huidskleur.
De discussie rondom Zwarte Piet kan gerust complex genoemd worden. Omdat de kwestie raakt aan de vraag wat onderdeel is van de Nederlandse culturele identiteit wordt het debat al snel emotioneel. Dit hoeft geen probleem te zijn, identiteit en racisme zijn emotioneel geladen begrippen en mogen ook zo besproken worden. Echter, de drogredenen zoals hierboven besproken verdienen geen plek in het debat. Sterker nog, ze vormen een obstructie voor het voeren van een goede discussie. Immers, een degelijk en constructief debat over racisme kan en mag niet gevoerd worden met racistische argumenten.
Maar hoe kunnen we dit debat wel op een constructieve manier voeren? Zoals gezegd hoeft het geen probleem te zijn dat het Zwarte Pietendebat een emotioneel beladen discussie is. Een voorwaarde moet dan wel zijn dat de verschillende gevoelens en belevenissen gelijkwaardig behandeld worden. In het geval van Zwarte Piet betekent dat: ook al denk jij dat Zwarte Piet geen racistisch stereotype is, accepteer dat mensen dit wel zo ervaren. En vice versa geldt: als jij van mening bent dat Zwarte Piet een racistisch stereotype is, accepteer dat mensen dit niet zo ervaren. Met andere woorden: accepteer het feit dat verschillende mensen verschillende belevingswerelden hebben. Als deze acceptatie er is, kan het debat op het scherpst van de snede gevoerd worden zonder te vervallen in drogredeneringen.
Jordy Pama is onlangs afgestudeerd bij ASW in het Domein Conflict en doet momenteel de Master Cultuursociologie aan de UvA.