Vroeger als mijn moeder naar haar werk ging en er voor mij weer een o zo geliefde schooldag tegemoet kwam, smeekte ik mijn moeder vaak of ik haar niet even kon vergezellen naar haar werk, aangezien mijn school het toch niet zou merken. Ik gebruikte mijn – in mijn ogen – veelbelovende technieken: de puppyoogjes en het chantagemiddel ‘dan ruim ik vanavond mijn kamer op’. Echter, tot mijn grote teleurstelling hadden deze technieken toch niet mijn wens volbracht, tot een maandje geleden. Een dagje met mijn moeder naar het mbo onderwijs bij het ROC Amsterdam, eens kijken waar die werkstress van mijn moeder vandaan kwam. Dit werd mij al snel duidelijk toen de lessen aan de gang waren.
Propjes vlogen door het lokaal, geschreeuw van alle kanten en brutale opmerkingen werden naar mijn moeders’ hoofd geslingerd alsof het niets was. Vooral voor ene Ali nogwat – laat ik hem Ali S. noemen – leek het, in tegenstelling tot mijn puppyoogjes techniek, een geweldig plan om mijn moeder eens lekker even uit te dagen. Een opmerking als: ‘Nee, ik ga zeker niet aan het werk, daar heb ik geen zin in’ en ook ‘je kanker moeder’ (excuses voor het taalgebruik) was een geliefde uitspraak van deze Ali S. Godzijdank hoefde ik deze uitspraak niet te letterlijk te nemen, en was dit niet echt naar mijn lieve moeder gericht, maar naar zijn buurman, die er ook zo een zin in had vandaag. Mijn moeder legde mij toen uit dat deze Ali nogal wat gedragsproblemen had (daar was ik nog niet achter namelijk) en de laatste tijd vaak in contact is gekomen met criminaliteit. De eerste gedachte die in mij op kwam was: Zijn Marokkaanse achtergrond maakt zijn leventje ook niet veel makkelijker.
We lezen tegenwoordig overal over de delinquente gedragingen van Marokkaanse jongeren en hun sociale achterstand en ongelijkheid in de maatschappij. Er zijn tal van verklaringen voor deze sociale achterstand. Als we bijvoorbeeld naar Marx zouden luisteren, zou deze achterstand van Marokkaanse jongeren in Nederland komen door economische verschillen tussen hen en autochtonen. Volgens Marx hebben alle sociale situaties een economische basis, waarbij het bezit en de hulpbronnen niet eerlijk verdeeld zijn in de maatschappij (Vrooman, Gijsberts & Boelhouwer, 2014). De criminele gedragingen van Marokkaanse jongeren zouden dus enkel het gevolg zijn van economische omstandigheden. Het vaak relatief lage opleidingsniveau en de daarmee gepaarde ‘slechte’ economische situatie zijn de enige oorzaak voor het criminele gedrag van Ali S.
Hoewel deze economische verklaring zeker een belangrijke rol speelt in het verklaren van crimineel gedrag onder Marokkaanse jongeren, is deze benadering van Marx naar mijn mening nog te eenzijdig. Veel Marokkaanse jongeren hebben namelijk ook een gebrek aan andere soorten hulpbronnen die hen tot een ‘normale’ burger zouden maken. Zoals socioloog Pierre Bourdieu dit zou zeggen: Zij hebben niet alleen een gebrek aan humaan kapitaal (geld, opleiding), maar hebben ook, wat nog belangrijker is, een gebrek aan sociaal en cultureel kapitaal (Vrooman, Gijsberts & Boelhouwer, 2014). Het culturele kapitaal verwijst naar de gedeelde voorkeuren, houdingen en gebruiken en het sociale kapitaal naar de netwerken, contacten en ‘connecties’ (Vrooman, Gijsberts & Boelhouwer, 2014). De netwerken die Marokkaanse jongeren zoals Ali S. hebben zijn beperkt tot hun eigen categorisch achtergestelde groep. De jongen waar Ali S. naast zat in de klas was geen oerhollandse Bert, maar was ook van Marokkaanse afkomst, waaruit de voorkeur voor homogene relaties blijkt. Ze zijn minder betrokken bij de autochtone Nederlandse samenleving en hebben hierdoor ook een andere set van normen, waarden, gewoontes en simpelweg een andere levensstijl dan in Nederland als normaal gezien wordt. Door alleen met mensen om te gaan die in dezelfde positie zitten, zal Ali geen vernieuwende gewoontes en veranderingen in normen ontwikkelen.
Echter, dit gebrek aan heterogene relaties komt niet alleen van de kant van de Marokkaanse jongeren, maar evenveel van de kant van autochtone Nederlanders. Hierbij geloof ik heilig in het principe van de self-fulfilling prophecy dat Elias en Scotson beschrijven in The Established and the Outsiders (1994). Doordat mensen in Nederland de Marokkaanse jongeren als ‘anders’ beschouwen en deze jongeren associëren met criminaliteit, zullen deze Marokkaanse jongeren zich ook daadwerkelijk anders voelen en zich eerder gaan begeven in het criminele circuit. De onbetrokkenheid en het gebrek aan heterogene netwerken in Nederland ter verklaring van het criminele gedrag van Ali S. zijn naar mijn mening even belangrijk, of misschien zelfs belangrijker, dan zijn lage economische positie. En kom op zeg, we leven in de postmoderne tijd, waar alles draait om vernieuwing en waarbij de kansen die iemand heeft niet af hoeft te hangen van zijn afkomst of klasse (Vrooman, Gijsberts & Boelhouwer, 2014).
Zou het dan niet inmiddels vanzelfsprekend moeten zijn dat we gelijkwaardige netwerken met mensen van welke afkomst dan ook aan zouden gaan om tot een betere manier van samenleven te komen? Begint de stereotypering en categorisering van Marokkaanse Nederlanders inmiddels niet een beetje ouderwets te worden? En voor Ali, neem eens een voorbeeld aan je geliefde naamgenoot Ali B, de meest geïntegreerde knuffel Marokkaan van ons land, met meer sociaal en cultureel kapitaal dan tientallen autochtone Nederlanders bij elkaar. Werken mijn plannen voorlopig nóg niet, dan komen mijn puppyoogjes misschien nog te pas.
(Blogpost geschreven voor Visies op Sociale Ongelijkheid)
Bronnen
Elias, N., & Scotson, J. L. (1994). The Established and the Outsiders. London: SAGE Publications Ltd.
Vrooman, C; M. Gijsberts en J Boelhouwer (2014) Verschil in Nederland. Den Haag, SCP. Hoofdstuk 1 en 2.